Teun en Annette

en hun doldwaze belevenissen

Met de baby naar Maleisië — deel 3

Dit is het laatste deel van het verslag over onze reis naar Maleisië. Je vindt de andere delen hier (deel 1) en hier (deel 2)

Dag 12. George Town

We resideren nog steeds in het statige Campbell House. Dat is overigens ook voorzien van een fraai dakterras waar we telkens de enigen waren en waar Florian mooi rond kon kruipen. Het ontbijt was weer lekker. Na de Unesco wandeling van gisteren besluiten we vandaag om het centrum even te laten voor wat het is en met de auto de nabije omgeving te verkennen. Dit voorzover mogelijk met onze goede vriend Google Maps Navigatie, maar moet ook even zonder navigatie en alleen de kaart. (U merkt, we voelen ons al wat Maleiser.)

Eerst gaan we naar de grootste Boeddhistische gebedsplek van Maleisië. Deze Kek Lok Si bestaat uit verschillende bouwstijlen bovenop elkaar. We komen zowel Chinees als Thais als, jawel, Burmees tegen. De hoofdpagode bevat een beeld, niet van Boeddha vreemd genoeg, maar van een of andere bijgod, maar wel van een meter of 40 hoog. Oh en we mogen met een schuine lift, heel speciaal yes yes first in Malaysia om er te komen, maar naar later blijkt hadden we ook gewoon met de auto nog wat verder de berg op kunnen rijden. Het uitzicht is mooi en we gaan weer weg.

Nu op naar de Botanische Tuinen. De trouwe lezer van onze reisverslagen weet dat dit ook weer een dingetje van ons is. Deze Tuinen liggen dus ook een aardig eind uit de stad en zijn meer een Botanisch Stuk Oerwoud. Meteen aan het begin worden we verwelkomd door een baviaanachtige makaak die op Florian (in zijn wagentje) af komt rennen en springen en met ontbloot tandvlees laat zien wie hier de baas is. Goed, hij dus. We accepteren dat gracieus (lees: springen alle kanten op en proberen hem weg te sissen) en maken rechtsomkeert, tenslotte zit rabiës nog niet bij de vaccinaties.

Dus weer naar de stad, maar doordat navigeren naar een plek in de binnenstad best ingewikkeld is zijn we uiteindelijk toch pas om een uur of vier weer bij het hotel. We besluiten nog een wandelingetje te maken door het centrum. Dit keer oostwaarts, naar de Clan Jetties. Dit zijn huisjes op palen. Deze huisjes zijn van de ‘clans’, groepen Chinezen die hier als gastarbeiders binnenkwamen en nooit meer zijn vertrokken, maar wel de haven volbouwden met huizen op palen. Tegenwoordig doet elk van deze huisjes dienst als souvenirwinkel, en als je erdoorheen loopt word je aan het einde getrakteerd op een mooi uitzicht over de baai.

In de avond eten we wéér in het Italiaanse restaurant van het hotel. De mensen weten zo langzamerhand wel waar ze ons blij mee maken, dus de babystoel en broccoli staan al klaar, dit keer staat er zelfs ook een plastic bekertje, kommetje en lepeltje bij! Heerlijk dus weer.

Dag 13. Van George Town naar Pangkor.

We pakken de tassen in, gaan nog even ontbijten en nemen dan hartelijk afscheid van de eigenaresse. Er moeten nog foto’s genomen worden natuurlijk, het personeel wil weer met Florian op de foto, etc. We vertrekken rond de klok van half één richting het zuiden: we gaan namelijk naar Pulau Pangkor, vrij vertaald ‘mooi eiland’. Dat belooft wat. De autorit leidt ons door lange stukken door de bochtige jungle. Uiteindelijk komen we aan bij de haven. Pangkor heeft geen brug ernaartoe, en ook geen veerboot waar de auto op mee kan, dus we laten het een en ander aan overbodige bagage achter in de auto en gaan met de boot, jongens. We zijn, als westerlingen, een redelijk unicum op deze boot. Bij aankomst op het eiland staan honderd roze taxibusjes klaar. Blijkbaar is het weer een of andere coöperatie, want we mogen niet zelf kiezen, nee, we roepen onze bestemming en dan krijgen we iemand toegewezen. Deze meneer brengt ons voor anderhalve euro en een appel naar ons resort. We hebben een bungaloowtje aan het strand. Het oppervlak is kleiner dan de badkamer in ons vorige hotel, en het is er smutzig en best warm, maar goed. Strand dus.

‘s Avonds laten we ons vervoeren naar de (volgens de LP) beste plek op het eiland, “Daddy’s Cafe”, en genieten daar van een goede beef rendang en een kippenborst, op het strand, terwijl de zon in de zee onderzakt, u kent het wel.

Dag 14. Van Pangkor naar Kuala Lumpur.

Zo. Na het ontbijt springen we nog even in het zwembad, en dan besluiten we vandaag al naar KL terug te gaan. We pakken de tassen, steggelen wat over de rekening en pakken een taxi naar de haven, waar we weer de enige buitenlanders zijn op de boot. De auto staat er nog steeds en we gaan weer rijden. Vandaag weer een forse rit terug naar de stad. De eerste twee uur volgen we alleen de bordjes naar de snelweg, maar als we daar eenmaal zijn voelt het toch alsof we er al bijna zijn (is natuurlijk niet zo). Het spannendste is natuurlijk het navigeren rond en in deze miljoenenstad (7 miljoen, zo als je alles meetelt), en zo zonder internetverbinding gaat dat toch wat lastiger, maar het lukt om alleen op de kaart in één keer naar ons hotel te navigeren. Boem, auto in de garage en stempel op het rijbewijs: 1000 kilometer rijden, links, in Azië, met een automaat. #humblebrags

Het voelt een beetje als thuiskomen. We hebben hetzelfde uitzicht en we voelen ons een stuk wijzer nu in deze stad. We vinden het bijvoorbeeld niet meer spannend om de weg over te steken, en we vinden het ook niet meer soannend om Florian lekker te laten eten van hetzelfde eten als ons; dat doen we dus ook gewoon. We eten weer op de Jalan Alor, het straatetenstraatje, een goede voorraad Chinees eten (maar zonder de garnalenpasta of ander zeegedierte. Dat motten we nog steeds niet) en de baby knabbelt lekker mee. Om hem in slaap te krijgen gaat wat lastig, hij heeft lang stil moeten zitten in de auto, maar uiteindelijk lukt het en vallen ook wij als een blok in slaap.

Dag 15. Kuala Lumpur

Ontbijt in het hotel. Het hotel. De Swiss Garden Residences, is een kolos, en ook dit ontbijt is een massaal gebeuren, maar het is goed, van croissants tot verse omelet, en ook de hele Aziatische sectie als je daar zin in hebt. Na het ontbijt besluiten we naar de dierentuin te gaan. Dat doen we met de auto, maar van het succesvol navigeren van eerder is nu geen sprake. We rijden het centrum uit, en dan weer in, en dan weer uit, en met alle eenrichtingsverkeer en verboden-om-te-keren komen we nog een paar keer langs het hotel en rijden we de oprit van het parlementsgebouw op en dergelijke. Het gaat niet zo gemakkelijk, maar uiteindelijk komen we er wel.

De dierentuin accepteert alleen cash, en heeft zijn prijzen verdrievoudigd in vergelijking met wat in de LP (editie mei 2013) staat, dus het is tijd voor de klassieke ‘wandeling door een buitenwijk en langs een zesbaanssnelweg op zoek naar een moneychanger’. Dat gaat vrij goed dit keer, binnen een iur is het gepiept en kunnen we alsnog de dierentuin binnen. Het is een mooie dierentuin, erg vergelijkbaar met Artis eigenlijk, met alle toppers en shows enzo en goede ruimte voor de dieren (voorzover dat kan). Een leuke trip.

Terugrijden naar het hotel gaat een stuk soepeler; in anderhalve poging komen we er aan en er is maar één duidelijke verkeersovertreding voor gemaakt. De route die we namen leidde ons wel zomaar per ongeluk langs de voet van de Petronas Towers, een prachtig plaatje (en de lucht was er erg mooi bij).

Voor het avondeten lopen we eens naar het meer moderne centrum, wat ook al op steenworp afstand van ons hotel ligt. In het bijzonder de ‘Pavilion KL’. Het is daar opgezet als veel andere malls. In de kelder vinden we een supermarkt, food court en autoshow. Op de begane grond en hoger zijn er winkels — keurig onderverdeeld, zo heeft de kindermode hier zijn eigen verdieping — en daarboven allemaal restaurants (en de Japanse winkels, waar we later als toetje een Mochi Sweet kopen). We willen eigenlijk naar de Libanees, maar die hebben geen niet-roken plaatsen anders dan naast de ingang. Dus gaan we naar Ben’s, waar we ook op één van de eerste dagen geluncht hebben. Het is niet zo goed als toen, maar nog steeds prima. Dan lopen we terug, door de drukke Damrakachtige Jalan Bukit Bintang.

Dag 16. Kuala Lumpur

De laatste dag hier. Voor de prijs van een halve overnachting kopen we een late checkout tot 19:00, dus we kunnen de hele dag nog in de kamer terugkomen. (We vliegen even na middernacht.) Dat is fijn. We gaan lekker ontbijten bij een LPQ-achtig bakkertje en lopen vervolgens terug naar het hotel omdat we een afspraak hebben met een jongen van Europcar die de auto komt ophalen. Hij was lichtelijk verbaasd te horen dat het in de auto aanwezige kinderzitje niet van onszelf was. We begrijpen dat een kinderzitje redelijk ongebruikelijk is. In het hotel aangekomen besluit Florian nog even een slaapje te doen en maken ook wij van de gelegenheid gebruik nog even te luieren. Daarna gaan we een ander deel van Kuala Lumpur verkennen, we lopen naar de Jalan Petaling in Chinatown. Dit blijkt wel heel toeristisch te zijn, en worden continu lastig gevallen door mensen die wat willen verkopen of stelen. Niks voor ons. We besluiten nog wat mooie tempels te bekijken en wanneer het dan tijd is voor de tropische regenbui van de dag taaien we af en drinken een drankje bij de Starbucks. Na nog wat gespetter in bad leveren we de kamersleutel in en eten we voor de laatste keer een hapje op de Jalan Alor. Dan is het tijd om ons met de taxi naar KLIA (Kuala Lumpur International Airport) te laten brengen en de terugreis te aanvaarden.

Dag 17. Van Kuala Lumpur naar Amsterdam.

We hebben weer een mooi plekje -in weer een nagenoeg leeg vliegtuig- en een bedje voor Florian. Na enige overtuiging van onze kant gaat Florian slapen en wij dus ook. We kunnen weer fijn door het hele vliegtuig banjeren. De terugreis lijkt nog wel sneller te gaan dan de heenreis; in een mum van tijd landen we op Schiphol en maken dankbaar gebruik van ‘taxi opa&oma’ om weer thuis te geraken. Whoei!

Met de baby naar Maleisië — Deel 2

Dit is deel 2 van ons verslag van de reis naar Maleisië. Je vindt deel 1 hier.

Dag 7. Van Melakka naar de Cameron Highlands.

Goedemorgen! Voor het ontbijt gaan we nog een keer naar het Rainforest cafe. Daar nemen we weer een voorraad westerse broodjes en koffie. Dan spullen inladen en dan is het weer rijden. De iPad en de telefoon staan aan met hun navigatie, deze rit wordt de langste van de reis. We nemen een andere route het centrum van Melakka uit, en zijn zo een stuk sneller op de snelweg. (Onthouden voor de volgende keer dus: blijf zo lang mogelijk op de snelweg om een half uurtje stoplichten te vermijden.) De weg naar KL is soepel. De tocht om KL heen (een kleine 80 kilometer) gaat wat minder snel, maar we staan niet echt echt in de file, dus hoera, het grootste obstakel is genomen. Euhm, dat dachten wij… Niets blijkt minder waar want na een keer bijtanken, voor onszelf en de auto, komen we al rijdend midden in een tropische wolkbreuk terecht. Alle auto’s op de snelweg zetten hun waarschuwingslichten aan en rijden stapvoets verder: een bijzondere gewaarwording! Nadat we de snelweg verlaten hebben betalen we een schamel bedrag van acht euro aan tol en rijden we via bochtige bergweggetjes naar onze eindbestemming Tanah Rata. We verblijven daar in het Cameron Highlands Resort en wat een welkom krijgen we daar. We stappen de auto uit en de manager-on-duty komt de majestueuze trap af om ons hartelijk te begroeten. We krijgen verfrissingsdoekjes en kopjes thee. Die avond eten we in het ‘steamboat’ restaurant van het resort. ‘Steamboaten’ is eigenlijk een soort fonduen: je gooit groente, vlees (of vis) en noodles naar keuze in een pan dampende bouillon en haalt dit er zelf weer uit nadat je denkt dat het lang genoeg gekookt heeft. Dit, samen met de feestelijke verlichting geeft een beetje een kerstgevoel.

Dag 8. Cameron Highlands

Het ontbijt — overvloedig en made to order, bijvoorbeeld feestelijke wafels, of gepocheerde eieren, of nou ja wat je wilt — vult goed. We zijn klaar voor een korte tocht naar een lokale theeplantage. Nou, kort… Dat valt tegen, over het korte stukje doen we een uur, want we staan in de file voor de zondagmarkt in de tussengelegen dorpjes. De hooglanden hebben eigenlijk maar één grote weg, namelijk De Weg, en ook de dorpjes houden hun markt dus langs De Weg, dus het is een beetje behelpen allemaal, maar uiteindelijk komen we aan bij de afslag naar de Boh theeplantage. Dat is nog een paar enge bochten door, links, rechts, links een smal weggetje tegen de heuvels op. Nou goed, de theeplantage. De fabriek en tentoonstelling zelf zijn leuk voor de toeristen en die zijn er dan ook en masse. Het uitzicht daarentegen, over de heuvels waar duizenden theestruiken groeien, is schitterend. We nemen aldaar een kop thee en dan gaan we terug naar het hotel. Want als je in zo’n luxe hotel zit

Sidebar. Hoe is dat nou, met een baby reizen net als vroeger? Nou ja we doen het natuurlijk niet nét als vroeger. We kiezen echt voor wat meer comfort. Een auto huren, zodat je niet op die verrekte busstations zit te zitten te wachten, en altijd een eigen ‘veilig’ plekje hebt. Niet die goedkoopste restaurantjes, maar een plek waar ze een leuke kinderstoel hebben en waar je je baby nog even wat van je eigen eten durft te geven. En dus wat luxere hotels, waarvan dit — Cameron Highlands Resort, onthoud dat en ga er zelf heen — toch wel een van de meest luxe ervaringen is die we ooit hebben meegemaakt. Vriendelijk en kundig personeel en oh wat eten we er lekker.

dan wil je ook wel van de kok daar de High Tea proberen. Want we zitten dus in de Cameron Highlands, veel Britse koloniale invloeden, dus ook gewoon scones. We zitten een goed deel van die middag daar lekker alle theesoorten uit te proberen en de hele etagere leeg te vreuten.

In de avond gaan we naar Tanah Rata, het stadje dus, want daar is ook een Nederlandsthematisch restaurant volgens de LP. Dat valt een beetje tegen: inderdaad is het oranje aangekleed, vooral veel voetbaldingetjes, en worden we in het Nederlands door de etnisch Chinese meneer welkom geheten; vervolgens blijkt uit de menukaart dat hier inderdaad sprake is van een ‘Nederlandse Chinees’. Dus bami, nasi en veel soorten vlees enzo, een keurige kaart als in NL. We slaan even over en gaan tandoori eten bij een Indiër verderop in de straat.

Dag 9. Cameron Highlands

Vandaag gaan we de andere toeristische activiteiten in de regio doen. We hebben dus al ‘high tea’ en ‘theeplantage’ gedaan; nu ‘aardbeienplantage’ en ‘vlinders’. Bon. Eerst naar de vlinders. De lokale ‘butterfly farm’ die we bezoeken is een kas met veel vlinders, en wat andere terraria met reptielen en van zulks. De vijf ringgit meer dan waard. Daarna de ‘strawberry farm’. Hier zijn er in deze regio heel veel van. We bezoeken er eentje die door de LP wordt aangeraden en eten daar aardbeientaart en drinken daar aardbeiensap en, eh, aardbeienkoffie (Teun moest tegengehouden worden om hier níet meteen een heel pak van mee naar huis te nemen). Het laatste item op de to do list is ‘wandelen’ en dus maken we, met Florian in de draagzak, een korte wandeling. Als je er echt zin in hebt kun je in deze regio dagenlang trails wandelen door de bossige bergen. Het klimaat is een stuk aangenamer dan jn de rest van Maleisië.

Alweer de laatste avond in dit hotel, dus we gaan eten in het best sjieke restaurant. Daar kennen ze Florian ondertussen ook wel. We eten een erg goede lasagne en spaghetti pesto en nemen het dessert op de kamer. Wat een geweldige tijd hier!

Dag 10. Van de Cameron Highlands naar George Town.

Nog een keer het lekkere ontbijt en dan opruimen en afscheid. De tocht leidt ons vandaag een uur of vier naar het noorden. Eerst weer afdalen naar ongeveer zeeniveau. Deze rit is een stuk minder steil en bochtig dan de heenweg; na een uurtje zijn we op de begane grond en we hoeven verder bijna alleen nog snelweg. George Town is de grootste stad op Penang, een eiland dat met het vasteland wordt verbonden door twee bruggen van zo’n 10 en 20 kilometer. De stad is eigenlijk gewoon een miljoenenstad. In vroeger tijden hoopten de Britten van de strategische locatie van dit eiland gebruik te maken om de overheersing van de VOC een beetje tegen te gaan. Vandaar de naam, en ook de straten in het centrum van de stad zijn voorzien van oud-Britse namen. Bijvoorbeeld de Campbell straat, waar ook ons hotel zich bevindt. Nou ja, hotel. “Campbell House”, gerund door een half-Maleis half-Britse vrouw en haar Italiaanse man, is meer een soort luxe landhuis midden in de stad. Onze kamer is van alle gemakken voorzien, bijvoorbeeld een Nespresso en unlimited huisgemaakte ijsthee. Weer een pareltje dus.

Het is al best laat in de middag en we gaan even kijken waar we zijn. Deze stad — niet echt doorspekt met stoepen, dus we lopen met de buggy lekker tussen de auto’s, motoren, fietsers en geparkeerde versies daarvan door. Het oude centrum is een paar jaar geleden op de Unesco lijst terechtgekomen, maar we kunnen nog niet echt zien waarom. We zien toch vooral vervallen straatjes, maar goed.

‘s Avonds eten we in het hotel (een Italiaan). Florian krijgt broccoli en smult ervan (en ook van de vis en aardappels en een beetje van de bruschetta). Wij ook; het eten is erg goed en de bediening is hier ook weer eens erg gezellig met Florian. Kortom een zeer geslaagde avond.

Dag 11. George Town

Hier is het ontbijt zo mogelijk nog uitgebreider. Eerst komt een voorraad fruit op een dienblad naar ons toe. Dan toast met croissantjes en een bakje yoghurt met honing en vruchten. (Ook weer lekker voor de baby.) En een keus uit ei in alle vormen. Dan, op het warmst van de dag, gaan we door de stad wandelen. Vandaag, woensdag, is er veel meer open dan gisteren en de stad is meteen wat leuker. De wandeling — uitgestippeld door onze vrienden van LP — voert ons door de verschillende culturen van George Town. De Britse koloniale gebouwen natuurlijk, maar we zien ook hoe de Maleisiërs wonen, we lopen door Little India, en Chinatown. Het museum van de staat laat ons zien dat er hier ook mensen zijn komen wonen uit Myanmar, Atjeh, Java, Thailand, en al deze culturen wonen hier gezellig bij elkaar. Een Chinese tempel staat rustig tegenover een hindoetempel of een moskee. En er schijnt ook ergens een kerk te zijn. We begrijpen nu wel waarom dit een Unesco site is.

In de middag drinken we wat ijsthee en eten we wat papaddums in een café. ‘s Avonds eten we weer in het restaurant van ons hotel, eigenlijk tegen onze principes in om twee keer op dezelfde plek te eten, maar Florian zat gisteren zo lekker te eten — en het is ook wel handig om het toetje op de kamer te kunnen laten bezorgen!

Het derde en laatste deel van dit verslag vind je hier

Met de baby naar Maleisië – Deel 1

Dag 1. Van Amsterdam de lucht in.

We vlogen dus met Lufthansa. We waren voor de verandering eens ruim op tijd op Schiphol. Een klein nadeel van Lufthansa is dat je eerst een korte vlucht naar Frankfurt maakt. Dat is niet zo erg, en ingecalculeerd, maar die vlucht vertrekt dus vanuit het Schengen deel van Schiphol. In het niet-Schengen gedeelte bevindt zich, bij het Rijks Museum filiaal, de geweldige Baby Care lounge, inclusief rustige cabinetjes, goede verschoningsmatten, en een magnetron!!!. Zoiets hebben we aan de Schengen kant niet kunnen ontdekken, dus dat is dan een bescheiden extra voordeel van direct vliegen.

Goed, met Lufthansa. We mochten als eerste aan boord. De buggy bleef achter bij de gate. Aan boord kreeg Florian meteen een geluidmakend armbandspeeltje in de vorm van een pelikaan, die we maar ‘Luftie’ doopten. Net als bij KLM krijgen we een extension voor de riem om hem op schoot te nemen. Er waren verder op deze korte vlucht geen speciale behandelingen (ook helemaal niet nodig natuurlijk). Florian zat lekker met iedereen te flirten, maar tijdens de landing werd het hem even te veel, tot hij het inflight magazine ontdekte.

Op FRA hadden we een redelijk korte overstap. We liepen naar de gate en daar werden we meteen naar voren geroepen. We kregen te horen dat het vliegtuigtype was gewijzigd waardoor onze stoelen niet meer op de ‘babyrij’ waren. (Schrik!!) We kregen nieuwe stoelen en ze zouden de anderen op de babyrij nog wel verplaatsen.

Weer mochten we als allereersten het vliegtuig in. We kregen twee stoelen in het midden van het vliegtuig, in het midden van een rij van vier, met voor ons de muur waar een babybedje bevestigd zou kunnen worden. Maar… Snel bleek dat de twee stoelen om ons heen toch wel gewoon bezet waren. We zaten dus vast tussen twee anderen. Florian zat ondertussen weer flink te flirten met de bemanning. We maakten een flesje melk voor hem voor tijdens het opstijgen. Dat ging goed; en na het opstijgen wist een van de stewardessen de twee mensen naast ons te verplaatsen naar andere stoelen. We kregen dus vier stoelen op een rij voor ons twee/drietjes, wat een geluk. (Later zouden we begrijpen dat deze vlucht de eerste nonstop LH vlucht was van Frankfurt naar Kuala Lumpur; de vlucht zat bij lange na niet vol, volgens ons zelfs niet halfvol.)

In de lucht werd een ‘bassinet’ (babybedje) voor ons aan de muur gemonteerd. Daar mocht Florian dus in gaan slapen. Dat ziet er ongeveer zo uit:

Mandje

Mandje

Ja, meneer had er even geen zin in. Maar op een gegeven moment begon hij in zijn oogjes te wrijven en kon Annette hem al lopend door het vliegtuig in slaap krijgen; daarna konden we hem in zijn bassinet leggen en sliep hij de hele nacht door (met twee keer een opschrikkreetje dat verder niks voorstelde). Dat scheelt!

Dag 2. Van ergens in de lucht naar Kuala Lumpur.

Meneertje sliep erg goed in zijn bakje. Hij werd pas wakker toen ze het licht aandeden en dat was pas twee uur voor het einde van de vlucht. Tijd dus voor het ontbijt, maar het was eigenlijk wel laat voor het ontbijt, namelijk 13:00 lokale tijd in Maleisië. Florian ging vrolijk verder met het flirten met de crew. Hij was eigenlijk de hele reis het heertje, maar ook nu weer vond hij het niks meer toen we gingen landen. We weten nog steeds niet zeker wat het nou is. De luchtdruk die op zijn oren slaat is de voor de hand liggende verklaring, maar hij wilde ook niet drinken of eten, en dit keer hielp het heel goed toen we een filmpje afspeelden van de mobiel. Dus tijdens de landing zelf was hij weer helemaal ok.

Maleisië! We worden verwelkomd door een flink ontvangstcomité dat ons een roos en een tasje met Maleisië spullen geeft, en alweer een knuffel voor Florian. Met de buggy sjokken we rustig over de luchthaven, wisselen wat geld, bestellen een taxi, en lopen zo door de immigration en douane heen. Boem! Lekker warm buiten. De taxirit duurt een uur en we komen aan in ons hotel. De Swiss Garden Residences, waar we een van de torens met appartementen in mogen. We hebben een mooi tweekamerappartement en snel wordt een schattig babybedje binnengereden. Prima!

We doen boodschappen bij de 7-Eleven naast het hotel (voorverpakt brood en wat te drinken) en gaan ‘s avonds nog even uit eten op de Jalan Alor, een straat met alleen maar, ehm, ‘klassiek Maleisische straatrestaurantjes’. We zitten op straat op tien centimeter van passerende auto’s. Florian krijgt een stoeltje en alle aandacht. Het eten is rund in zoete saus, pinda’s, tauge drijvend in saus en sateh (kip aan spies, niet die gekke pindasaus).

‘s Nachts hebben we allemaal jetlag. Florian is niet huilerig, maar wel klaarwakker. Pas om een uur of vier gaat hij echt slapen, maar dan wel meteen tot een uur of tien.

Dag 3. Kuala Lumpur

En nu echt de stad in. We pakken de draagzak en lopen vol goede moed richting de Petronas Towers, maar vergeten dat het al halverwege de dag is en dus bloedjeheet. Snel een taxi in dus, waar de taxichauffeur ons mededeelt dat het toch wel grappig is, al die nieuwerwetse fratsen: in zijn tijd droeg de vrouw gewoon altijd de kinderen. Nou goed. Hij zet ons pal onder de torens neer en we lopen door het winkelcentrum (op de begane grond) naar het KLCC park. Daar had Annette gelezen over een ‘stadszwembadje’ voor de kleinste. En ja hoor, een openluchtbadje van een centimeter of tien, twintig diep. Dus hop Florian erin! Hij amuseert zich kostelijk en we zijn blij dat we de zwemluiers hebben meegenomen.

Badderen.

Badderen.

Na een kwartiertje badderen afdrogen en dan weer terug naar de torens voor de lunch. Dat doen we bij de Ben’s, een internationaal ogend (maar dat is alles in die mall) restaurant. Teun neemt de Mexicaanse wrap en Annette de salade met beef. Florian krijgt alle aandacht en zijn boterhammetjes.

Dan terug lopen naar het hotel; Florian is na de lunch in slaap gevallen achterop Teuns rug, en de zon is gaan liggen, dus dat is goed te doen. Kuala Lumpur is toch een vreemde stad. De verschillende delen van de stad worden doorbroken door snelwegen, maar ook gewoon veel bomen. Je hebt er dus wel veel hoge gebouwen, maar ook ruimte ertussen. Het is er zeker niet zo druk als in andere grote steden in Azië (maar misschien zitten wij gewoon in een rustig deel of seizoen).

In het hotel even rustig aan en even allemaal slapen. Dan krijgt Florian zijn avondeten en vervolgens gaan we nog even uit eten. We lopen naar restaurant Pinchos, een Spaans restaurant. Ook hier wordt Florian weer uitvoerig liefgehad door de bediening. Hier gaat het wel erg ver, het wordt een beetje vervelend, maar na een ‘that’s enough’ is het verder goed zo. Het eten is vam dezelfde kwaliteit als in een echt Spaans tapasbarretje.

Dag 4. Van Kuala Lumpur naar Melakka.

Vandaag kunnen we wat minder uitslapen dan gebruikelijk, want we moeten in gaan pakken. Om 12 uur checken we uit en laten de bagage nog even achter in het hotel, want we willen nog wel wat van de stad zien. Een van onze hobby’s is torens bestijgen. We nemen dus een taxi maar ‘Menara KL’ (KL Tower).

Menara KL

De lift gaat naar de ongeveer bovenste verdieping en daar is een ronddraaiend restaurant. Het eten daar is veelzijdig en overvloedig. Vooral de desserts zijn… Spannend. De Petronas Towers roteren natuurlijk ook langs, dus daar maken we de plichtmatige foto’s mee en dan is het na een uurtje wel weer mooi geweest. We lopen nog even door naar de Petronas Towers. Daar doen we nog wat boodschappen waarvan we verwachten dat we die niet per se buiten de stad kunnen vinden (billendoekjes, babyvoeding). Dan is het wel tijd om terug te gaan naar ons hotel. Daar staat de jongen van de Europcar al te wachten met onze ‘Proton’, blijkbaar een gangbaar merk hier. Teun laat zich even uitleggen hoe dat eigenlijk werkt, links rijden, en een automaat, en zo. We kijken kritisch naar de beschadigingen op de auto en schoppen een paar keer tegen de banden. En dan gaan we. Voor de navigatie hebben we 1) Uitgeprinte Google Maps navigatie. 2) Google Maps navigatie, op de telefoon. (Als je nog internet hebt, moet je de route alvast invoeren. Dan met de hand alle stappen afgaan. Hij laadt dan het relevante stuk van de kaart. De navigatie werkt vervolgens best goed ook zonder internet.) 3) Als backup, Apple Maps navigatie, op de iPad. (Zelfde strategie.) 4) Bebording. Daar heb je op de snelweg wel wat aan, maar in de steden helemaal niks.

Goed. Het rijden valt eigenlijk wel mee, de Maleisiërs rijden georganiseerder dan, zeg, Istanbulli, dus alleen het links rijden is een beetje spannend. En de batterij van de telefoon gaat sneller op dan we hopen. In Malakka zelf staan we een half uur langer in het verkeer dan gehoopt, maar we komen zonder een keer fout rijden aan op de plek van bestemming: het Jonker Boutique Hotel.

Melakka was een tijd lang een voorpost van de Nederlandse kolonies, de grootste buiten Indonesië. Er zijn hier dus Nederlandse invloeden te vinden. Ons hotel ligt aan de Jonker Street, er is ook een Heeren Street en een Stadthuys, wat een kopie van het toenmalige stadhuis van Hoorn NH moet voorstellen. Maar de Jonker en Heeren street zijn gewoon overgenomen hoor, en liggen nu in Chinatown.

Het statige stadhuis van Hoorn.

Het statige stadhuis van Hoorn.

Het is al rond zessen, dus vrij snel gaan we uit eten. Of liever gezegd, op zoek maar een restaurant. Want er blijkt veel dicht te zijn op deze woensdagavond. Melakka is een echte weekendbestemming. Uiteindelijk komen we bij een ‘Portugees’ waar we kippenprutje en kipschnitzel nemen en na afloop ons niet al te best voelen. Maar goed, Florian kreeg een speeltje, het eten was snel klaar, dus ach.

Daarna slapen in onze luxe kamer.

Dag 5. Melakka

Rond twaalven zijn we allemaal wakker.

Dit moeten we misschien even uitleggen, want het berust op een briljante strategie van Annette, een alles-of-nietsstrategie die tot nu toe goed uitpakt (maar zeker nog mis kan gaan). De gedachte is als volgt. Volgens Florians ritme thuis gaat hij altijd om een uur of 20:00 (CET) naar bed. Als we dat aanhouden, dus 20:00 lokale tijd (zeg MYT), dan is dat dus 14:00 Nederlandse tijd. Ben je eerst een tijd bezig om hem zes uur terug te laten wennen, dan kom je thuis en heb je weer een jetlag van hier tot, eh, Tokio. Nee, zo was de strategie, hij gaat hier gewoon een paar uur later naar bed, tussen 22:00 en 23:00 MYT. Dus tussen 16:00 en 17:00 Amsterdam tijd. De gehypotheseerde voordelen: 1 dus minder jetlag te verwerken; 2 je kunt ‘s avonds de baby mee uit eten nemen zonder dat hij eigenlijk al moet slapen; en 3 onze terugvlucht gaat om middernacht, dus hij zal het minder erg vinden dat hij om 22:00 nog wakker op een vliegveld rondhangt (maar daarna zal het waarschijnlijk toch nog wat lastig worden). So far so good dus, maar we laten het u zeker weten als deze strategie nog in ons gezicht knalt.

We lopen de Jonker Street in. Er is nog steeds veel gesloten. We hebben de stad redelijk voor onszelf en de inwoners. Dus wat doen we? We lopen naar de malls. Malakka heeft er drie en ze zijn allemaal aangrenzend en in elk van de drie bevindt zich een Starbucks en een McDonald’s. We lunchen bij een of ander restaurantje waar we wat Westers eten bestellen (een club sandwich en een tosti hamkaas). Daarna doen we nog wat boodschappen (luiers, pindakaas, toetjes) bij de lokale supermarkt.

Terug naar het hotel om de gekochte spullen te droppen. Daarna gaan we iets doen wat ons al een paar keer lokte; naar de hysterische theewinkel. De exotische drankjes die ze hier als ‘thee’ verkopen zien er zo vreemd uit dat we die niet kunnen laten liggen. Teun bestelt een thee van gekookte afgekoelde melk met van die parels, in Amsterdam heb je tegenwoordig ook zo’n tent. (Parels in je thee: geen onvoorwaardelijk succes). Annette doet een minder dappere koude groene thee. Op de grond verschonen we de baby. Daarna lopen we naar het museumkwartier. Eerst op de foto met het Stadthuys, daarna verder naar een

Steen

Steen

kerk bovenop een berg (traplopen met een buggy gaat prima met z’n tweeën). In de kerk treffen we verschillende Nederlandstalige grafzerken aan van de hoofdkoopvaarders en hun familie.

Genoeg cultuur. Terug naar het hotel om voor het eten nog even uit te rusten. Deze avond vragen we bij het hotel eens waar we zouden kunnen eten en zij raden ons een Pakistani aan. Het is een eindje lopen, zelfs zover dat we om willen keren // de weg willen vragen, maar precies dan zijn we er, en we eten er ontzettend goed. Er komen mango lassi op tafel, en cheese naan, en lekkere kip uit de tandoori. Super eten en ook Florian vermaakt zich.

Dag 6. Malakka

Vandaag weer een lekkere rustige dag. Eerst brunchen bij het ‘Rainforest cafe’ wat stiekem gewoon een Coffee Company / brocanterie en teakhouten meubelzaak hybride is. Lekker aan de goede koffie. We lopen weer door het centrum – het is duidelijk dat het weekend wordt, want het is een stuk drukker – en bekijken een Chinese tempel. Florian speelt met een groep Chinese (etnisch op z’n minst) kinderen. Mooi houtsnijwerk, lekker veel wierook.

Dan lopen we weer langs de hysterische theewinkel. Vandaag neemt Annette een lycheethee met kleine gelatineuze aloëkubussen. Teun neemt de tropische verrassing met stukjes limoen en passievrucht. We raken verdwaald in Little India, komen later uit bij een paadje langs de gracht.

Gracht.

Gracht.

Sidebar. Die buggy, die bevalt prima zeg. De Maleisiers doen goed hun best om zoveel mogelijk begaanbaar te maken op wielen. De keren dat we de wagen moeten optillen vallen best mee. We hebben ook de draagzak mee; natuurlijk loopt dat nog gemakkelijker, maar dat is dan wel weer erg warm voor zowel drager als kind. Dus extra blij dat we zoveel op wielen kunnen doen!

Langs die gracht gaan we vervolgens thee drinken, bij een bijzonder charmant theehuisje/kledingzaak hybride. Naast ons ligt een huge-ass leguaan of varaan of krokodil te zonnen. Het is erg warm vandaag en we zijn dus blij met het rustige programma.

We eten bij een restaurant waar we al eerder wilden eten maar voor gesloten deuren stonden. Op vrijdag zijn ze wel open bij Nancy’s Kitchen, waar we de lokale ‘nyonya’ keuken proberen. Rijst, ja, met vlees; kip in een candlenut curry en varken in tamarinde en kokos curry. Florian eet lekker de rijst op en speelt, uiteraard, met de bediening. Na het eten kunnen we zien hoe de straat van ons hotel vol is gestroomd met toeristen en kraampjes; het is de ‘Jonker Walk’, een nachtmarkt van formaat. We wisselen buggy in voor rugdrager en maken nog een rondje. Je kunt er van alles eten en natuurlijk prullaria kopen. Ook is er een grootschalige karaoke op het plein voor het hotel. Gelukkig hebben we een kamer aan de achterzijde en vallen we na een badje en een flesje alledrie voldaan in slaap. Morgen naar de Cameron Highlands!

Het vervolg vind je in deel 2: link

Maasrandje

Gennep – Vierlingsbeek

17 september
Deze etappe begon met een bonusetappe. U ziet, Gennep ligt in Limburg. Ver, heel ver van Amsterdam. Om vanuit Amsterdam naar Gennep te komen met het openbaar vervoer bent u in het beste geval 2:22 uur onderweg. Op deze dag hadden wij *niet* het beste geval. De trein tussen Amsterdam en Utrecht reed niet, of ja wel, maar dan via Hilversum of Apeldoorn, dus dat was erg om. De metro vervoerde ons naar het station Holendrecht, waar we over konden stappen op een NS-bus door een olijke chauffeur gerund. Deze buschauffeur maakte er een show van om ons allemaal te vertellen dat hij de weg ook niet wist en deze ochtend pas vanuit Den Helder op was geroepen. Wij passagiers wisten dit echter op zijn kop te zetten door de chauffeur er eerst van te overtuigen station Utrecht Zuilen over te slaan, en ons vervolgens af te laten zetten bij het streekbusstation op Utrecht Centraal (kenners van station Utrecht Centraal weten dat de NS-bussen normaal bij de Jaarbeurs stoppen).
De reis begon hier echter pas. We stapten in de trein naar Nijmegen en die bracht ons, met een overbodige stop op station Wolfheze, uiteindelijk op de plek waar we moesten wezen – nee, niet want de bus naar Gennep liet nog even op zich wachten, en de bus stond ook niet op de bussen want er wordt door zowel Veooolia als BRENG op de lijn gereden en er was niemand om het aan te vragen zucht. Uiteindelijk konden we in een bus stappen en in Gennep weer uitstappen, en drie en een half uur na vertrek uit Amsterdam konden we eindelijk beginnen.
Gennep. Een mooi pleintje in het midden van het dorp. In Limburg noemt men een bos vaak een hei. Dit kan voor verwarring zorgen bij stedelingen als wijzelf. We lopen door dit bos, met veel bomen etc, en dan komen we in natuurparkje ‘het Quin’, een schitterend pittoresk Kodakmomentje waar Schotse hooglanders grazen en we zicht hebben op vennetjes.


Dan lopen we het natuurpark uit, naar Afferden, waar we besluiten om een drankje te drinken bij een dame die drankjes serveert in haar eigen achtertuin. (Een grote uitzondering in deze streek – zie sidebar.) Zoals altijd merk je pas als je stilstaat hoeveel mensen het Pieterpad eigenlijk lopen. Ook hier komt binnen een kwartier de volgende ‘groep’ langs en ook een stukje vlaai naar binnen werken. Onze gastvrouw praat honderduit over haar leven als gastvrouw langs het Pieterpad.
Sidebar. De aanwezigheid van het Pieterpad doet wonderen met het ondernemerschap van de lokalio’s. Onze 500 km lange wandeling geeft ons een interessante zicht op een dwarsdoorsnede van de plaatselijke bevolking. Zo zien we in Drenthe een stuk méér vriendelijke pogingen om Pieterpadters te laven dan in, zeg eens, Gelderland. Misschien is het wel dat er in Limburg al zo veel toerisme is dat mensen het niet nodig vinden om bij te klussen. Of misschien gaat het gewoon heel goed met de lokale economie. Hoe dan ook, neemt u in Noord-Limburg vooral uw eigen bammetjes mee.

Vervolgens gaan we met het Maasveer bij Afferden de Maas over! Daar is ie dan hoor. Hij zal de rest van het Pieterpad nooit meer heel ver weg zijn en pas in Maastricht zullen we een echt afscheid hebben. We lopen een heel stukje langs de Maas en lopen daarna de rivierterrassen op, naar boven. En dan lopen we Vierlingsbeek binnen. We maken een grande tour door het dorp, en aan de andere kant van het dorp vinden we uiteindelijk onze B&B: een echte Pipo-woonwagen in stemmig roze. Deze staat in de tuin van een echtpaar dat zo vriendelijk is om ons hun fietsen te lenen voor de avond, zodat we niet overgeleverd zijn aan de grillen van de Egyptische snackbar/pizzeria/steakhouse. We fietsen naar een restaurant in the middle of nowhere wat volgeboekt blijkt te zijn, en fietsen dan door naar Overloon waar we in een vrij recent geopende brasserie een heerlijke maaltijd nuttigen. We vallen in slaap in de woonwagen.


Vierlingsbeek – Swolgen

18 september
We vertrekken uit Vierlingsbeek en lopen al vrij snel langs het spoor dat we een tijdje blijven volgen.

We komen langs het bekendste bedevaartsoord van Noord-Limburg: de St. Jozefkapel in het typisch genaamde plaatsje Smakt. Er staan inderdaad verschillende auto’s, wij durven geen blik binnen te werpen. Dat is ook niet nodig, mensen gaan hier nl. vooral op bedevaart om te bidden om een ‘slaapkameraad’. We volgen het spoor verder en lopen door de bossen van landgoed Geysteren. Erg mooi. We komen ook door een mooi stuifzandgebied met jeneverbessen etc en het is een fijne omgeving.


We lopen door, het pad blijft erg mooi. We nemen een soepje in Meerlo en komen aan in Swolgen waar we opgehaald worden door de ouders van Teun. De terugreis verloopt vele stukken beter dan de heenreis.

De Rijn over

Braamt – Millingen a/d Rijn
13 augustus

Voor het begin van dit extra lange weekendje gaan we weer met alle soorten openbaar vervoer naar het dorpje Braamt. De vorige keer dat we hier waren, hadden we bij herberg Graaf Hendrik (“waar die gehandicapten werken”) nog een (ijs)thee gehaald. Vandaag was het echt Hollands zomerweer: grijs. We liepen meteen Montferland in. Een bebost gebied dat in zijn geheel een verhoging in het landschap vormt. Wij beklommen de Hettenheuvel (73m!) en wurmen ons door een heel smal paadje, bijna niet te vinden.


Kilometers lang lopen we door het bos, tot we voor het eerst bij de GRENS komen. De grenspalen staan ons op te wachten. Geen slagboom of paspoortcontrole, toch voelt het als een belangrijke lijn op de grond, terwijl er niet eens een lijn is. We zien tientallen grenspaaltjes. We lopen Duitsland binnen en na een tijdje bereiken we het schitterende plaatsje Hoog (jaja, Hoch) Elten, waar we een kopje thee met appeltaart gaan eten. (Moeten we nou Duits of Nederlands praten? Laten we het gewoon in het Duits proberen, we zijn tenslotte in Duitsland. Oh ze spreekt Nederlands. Ik heb niet eens door of ze nou Nederlands of Duits is. Nee joh, ze is Duits. He, de kaart is tweetalig. Het is wel duur, we zijn vast nog in Nederland.) Net na Hoog Elten kruisen we opnieuw de grens en wandelen we weer Nederland binnen, gelijk waar de Rijn ook Nederland binnenstroomt: het dorpje Spijk. We zien de recordhoogwaterstanden van de afgelopen eeuw en een drijvende Spar.
We vervolgen onze weg een paar kilometer langs de Rijn en komen door een paar steenfabrieken, waarna we het dorpje Tolkamer binnenlopen. Ook hier worden we geconfronteerd met wat waterstanden. Na nog meer Rijn en nog meer steenfabrieken wijken we even van het asfalt af en lopen door de uiterwaarden heen, tussen een kudde wilde koeien door. We lopen langs een verstopt Canadees begraafplaatsje en na nog een paar kilometer komen we aan bij het veer ‘Pannerden’ naar Millingen. Uiteraard vertrekt de boot voor onze neus en moeten we een uur wachten in de stromende regen. Maar, niet getreurd, iets voor de geplande tijd komt de boot opnieuw en we belanden in Millingen.
Een leuk dorpje, en de plek waar we blijven slapen zal ons in ieder geval het meeste bijblijven van het dorp. We slapen, en eten, bij een ondernemend stel dat sinds kort een mooi huis in het dorp had betrokken. We delen de tafel met de dame en heer des huizes, en twee andere gasten die speciaal voor dit B&B uit Leiden waren overgevlogen. Een aangename avond met goed eten en daarna lekker slapen. Aanrader!
Millingen a/d Rijn – Groesbeek
14 augustus
Het ontbijt is eveneens uitstekend, met biologische ‘leuke’ jammetjes, een eitje, diverse biologische kazen van diverse boerderijtjes uit de omgeving en zelfgebakken brood.
Als we Millingen uitlopen, begint het te regenen. En nog wat regen, en nog wat regen. We zien eigenlijk niet zo veel. Maar, zo hadden wij ons het hier ook voorgesteld (no offense natuurlijk richting mensen die daar wonen). We lopen kilometers lang op de grens door polders. (De oplettende lezer heeft misschien al een paar maanden geleden opgemerkt dat kilometers door polders lopen niet bepaald onze voorkeur heeft. Wij halen meer plezier uit licht glooiende bossige omgevingen, inderdaad, Lord of the Rings-achtige landschappen. Dat gezegd hebbende heeft het noorden van Groningen ons toch destijds positief verbaasd. U ziet, over smaak valt niet te twisten – behalve dus hier.)
Even een sidebar. Het Pieterpad wordt gesignpost door zgn. ‘rood-witjes’. Deze kleine versie van de vlag van Polen vindt u overal langs de route terug; op bomen, planken, speciaal daarvoor aangebrachte paaltjes en af en toe op een meer originele plek. De verschillende gebieden van het land hebben duidelijk ieder een eigen ‘rood-witjesmanager.’ De meer enthousiasten onder hen zullen bij elke kruising op de twee andere wegen een groot kruis plaatsen, ten teken dat dat dus niet de bedoeling is. In andere streken zult u tevergeefs in het bos verdwalen als u niet geholpen wordt door het Pieterpadboekje, iets wat ons vanuit commerciele overwegingen de betere strategie lijkt. In weer andere streken vinden we het Pieterpad geprofessionaliseerd, als onderdeel van de duurdere provinciale subsidiewandelbeweging. Slimme ondernemers langs de route misbruiken de rood-witjes door deze naar hun taveerne of picknicktafel te laten leiden. Einde sidebar.


In Leuth drinken we een kopje koffie.
Kort na Leuth belanden we via een zeer ouderwets aandoende stenen brug weer in Duitsland. Dit keer zien we meteen op de grens een Duits verkeersbord dus weer is het een ‘spannende’ grens. We arriveren vrij snel in Zyfflich, een voornamelijk door Nederlanders geannexeerd grensdorp dat in Duitsland bekend schijnt te staan vanwege het feit dat u het geheel achteraan in het telefoonboek vindt. Nadat de makelaars van Zyfflich ons uitgezwaaid hebben lopen we weer richting Nederland, via een meertje op de grens dat het ‘Wyler meer’ heet, eigenlijk een oude loop van de Rijn.
En dan begint het. De Berg. Een echte berg, die misschien niet het hoogste punt is tot nu toe, maar wel de steilste. De Duivelsberg is 76 meter hoog en ligt in gebied dat een paar keer van land is gewisseld in de (recente) geschiedenis. We lopen gemütlich over deze berg en klimmen en dalen en klimmen weer door een mooi gebied dat 66 jaar geleden toneel was voor een van ‘s lands bloederigste veldslagen. Jawel, we zijn in oorlogsgebied aangekomen. We passeren de indrukwekkende Canadese begraafplaats (Here lies a soldier of the Great War, etc etc). Honderden, nee duizenden graven op rij.
We komen aan in Groesbeek, een dorp waarvan je je afvraagt of het het allemaal wel waard was, en worden vriendelijk ontvangen door onze gastvrouw voor vanavond, een dame in een bloemetjeshuis. Met een bloemetjestuin, en ook een bloemetjeskeuken, etc, het is heel erg leuk en mooi maar wel erg bloemerig, in ieder geval een oase in de nieuwbouwwijk waar verder de natuur ver te zoeken is. Dus: fijn, we lopen daarna het dorp in om wat te eten te scoren. Dit is lastig, er is iets wat er OK uitziet maar daar is het allemaal gereserveerd, ofzo, en sinds de invoering van het rookverbod kan je ook niet meer comfortabel op een terras zitten dus we zoeken wat anders en komen uiteindelijk UITERAARD bij de plaatselijke pizzeria slash shoarmatent terecht. De pizza smaakt niet, maar we hebben wel uitzicht op het leuke restaurantje. Terug in de B&B kijken we naar Zomergasten met Lilian Gonçalves (sp?) en vallen bloemerig in slaap.


Groesbeek – Gennep
15 augustus

Drie dagen dus, want we moeten wel voor het einde van het jaar klaar zijn, en anders komen we er nooit. Deze dag is eigenlijk een bonusdag, want maar 15 kilometer, hoewel we wel eerst van de nieuwbouwwijk naar het beginpunt van de route moeten lopen. We lopen meteen het bos in. Hee, we kennen het hier! Iets minder dan een jaar geleden deden we een NS-wandeling in de buurt van Groesbeek, wat ons zo verblijdde dat we uiteindelijk besloten om het hele Pieterpad maar te gaan lopen. Ahhh, zoete herinneringen. Maar nu lopen we dus een stuk dat we al eerder gelopen hebben, dat is niet heel erg want het is hier gewoon mooi.
We lopen over de St. Jansberg.
Sidebar. Even over honden. U weet misschien dat wij niet zo van honden houden als zij van ons, maar we gunnen het mensen die zichzelf graag het leven moeilijk maken natuurlijk. Maar dan moeten ze wel een poepschepje meenemen en ervoor zorgen dat ze ons niet bespringen, en bovendien, lezen. Lezen? Lezen – veel van de schitterende plekjes waar we komen zijn door de eigenaar opengesteld, maar wel met een bordje ‘Honden aan de lijn’. Vriendelijk dus van die eigenaar, die het mensen dus mogelijk maakt om daar te lopen. Daar verwacht je toch een soort dank voor, en respect voor de regels die de eigenaar heeft opgesteld, nou dus niet van hondenbezitters want die doen alsof ze niet kunnen lezen en laten hun vuilnisbak gewoon door de kudde Schotse hooglanders heenrennen. (Niet alle hondenbezitters natuurlijk, maar mensen die geen hond hebben houden hem wél allemaal aangelijnd.) Einde sidebar.


Na de St. Jansberg komen we weer op de grens. We lopen een mooi stuk langs deze grens, een fijn fietspad met aan de ene kant een bosrand (het Reichswald) en aan de andere kant oerhollandse boerderijen. Bij grenspaal 583 slaan we rechtsaf en zeggen we Duitsland even vaarwel. In een rechte lijn lopen we door boers gebied op Gennep af en we realiseren ons dat we in het noorden van Limburg zijn aangekomen. De laatste provincie van het Pieterpad! We kopen natuurlijk een halve vlaai in het, overigens zeer mooie, centrum van Gennep en eten deze in de trein op.

In de Achterhoek

30 en 31 juli Vorden – Zelhem – Braamt

Vanochtend rijden we met Suus en Jeroen mee dus ons openbaar-vervoerprobleem bestaat enkel nog uit Arnhem – Vorden. We mogen weer dankbaar (not!) gebruikmaken van de diensten van Syntus die toch wel de vervoerder met allerslechtste prijs-kwaliteitverhouding van de hele wereld is. Zelfs Boliviaanse treinen zijn beter! Na aankomst in Vorden lopen weer naar kasteel Vorden, en in de buurt daarvan vinden we diverse Pieterpadmemorabilia, zoals een wegwijzer en een walk of fame met de voetafdrukken van Bertje Jens.

We lopen langs het lieftallige knopenlaantje, waar we uiteraard ook zelf een knoopje hebben gelegd. Even later komen we langs Huis Zelle en daarna vermaken wanneer we een wietplantage zien, iets wat wij stedelingen natuurlijk nog nooit gezien hebben.

Daarna arriveren we in Zelhem, waar we eerst een kopje thee drinken in een restaurantje dat omstreeks vijf uur ‘s middags al vol dinerende dorpelingen blijkt te zitten. Wij daarentegen, hebben om een uurtje of zeven een tafeltje gereserveerd bij een écht restaurant waarvoor we de bus richting Ruurlo moeten nemen. Heerlijk gedineerd bij restaurant Wolversveen aan de vooravond van de grote verbouwing. Rond tienen nemen we de bus terug en lopen we naar de B&B in een nieuwbouwwijk van Zelhem. We worden allerhartelijkst ontvangen en chillen nog een beetje voor de televisie in onze ruime kamer. De volgende ochtend ontbijten we met de heer en mevrouw des huizes en filosoferen we over de teloorgang van het dorp, de samenleving en de wereld in zijn algemeenheid. Vol frisse moed beginnen we aan de volgende etappe, op naar Braamt!

Brakkig lopen we over brakke grond Zelhem uit. Eerste hoogtepunt vandaag is kasteel Slangenburg, een oorspronkelijke 14e-eeuwse havezate.

Het pad vervolgt over een paar leuke boerderijpaden (leuk, want niet per se asfalt). Als we de Oude IJssel oversteken zijn we echter in Stom Pieterpadgebied aangekomen; 7 kilometer asfaltplattelandweggetjes. We zijn dus blij als we in Braamt aankomen:

Het korhoen, het motel en het kasteel

Time flies when you’re walking Pieterpad. Hoewel we een tijd lang geen posts hebben gemaakt, willen we toch bewijzen dat we wel degelijk het land doorkruist hebben, om onze geloofwaardigheid nog een beetje op peil te houden. Pas op: onderstaande opmerkingen betreffen voor het grootste gedeelte een stuk Pieterpad dat al lang geleden is dus over de waarheid van de statements kunnen we geen uitspraken doen; de spierpijn is reeds lang vervlogen.

16 en 17 juli: Hellendoorn – Holten – Laren – Vorden

De eerste etappe in deze inhaalmanoeuvre speelde zich af rond Holten. In de vroege ochtend moesten wij uit Amsterdam vertrekken om nog rond lunchtijd in Hellendoorn aan te komen (Hellendoorn is normaal gesproken al absurd slecht bereikbaar met het openbaar vervoer, maar als er dan ook nog eens werkzaamheden zijn duurt het zo vier uur). Vanaf de kerk aan de Dorpsstraat lopen we Hellendoorn uit zo Nationaal Park De Sallandse Heuvelrug in. De dag bestaat enkel uit hoogtepunten. Zo noemen we de Haarlerberg (59m) en de Holterberg (58m). Schitterende vergezichten doemen op. Al wandelend maken we wat mooie foto’s:



Op de Haarlerberg komen we weer onze vriend de jeneverbes tegen, maar ook een nog veel meer zeldzaam specimen: het korhoen! Deze kipachtige is zo goed als uitgestorven, maar we zien er eentje schuw rondlopen. Uiteraard missen alle foto’s die we erop afvuren, maar op deze foto zie je in het midden onderin OVERDUIDELIJK een hoofd van een korhoen:

Daarna wandelen we rustig door boswachterij de Holterberg om uiteindelijk in, jawel, Holten te komen. Wegens gebrek aan planning hebben we geen B&B of hotel in Holten zelf kunnen vinden, dus moeten jullie het doen met een foto van ons bij AC motel Holten:

Het is nog niet zo makkelijk om bij een snelwegmotel te komen als je niet met de auto bent, maar het is ons gelukt. Overigens prima waar voor je geld!

De volgende ochtend stonden we vroeg op, want we wilden in één dag twee mini-etappes lopen: van Holten naar Laren (15km) en van Laren naar Vorden (14km). Jaja, we zouden hier nog lang last van hebben, maar het was een mooi doel.

Meteen kwamen we bij één van de meest schilderachtige plaatjes van het pad: de Schipbeek:

Dan wordt het wat minder mooi, kilometers lang saaie boerenakkers. Wel leuk zijn wat kasteeltjes die we later tegenkomen!

En dan zijn we snel in Laren:

En dan naar Vorden. Eerst weer veel lange kilometers over boerenweggetjes. (We houden niet zo van boerenweggetjes.) Na een tijdje komen we weer in een bos slash militair oefenterrein. Nog een schitterend kasteeltje:

En dan zijn we er, in Vorden!!!

We vinden dat we nog niet ver hebben gelopen, en wandelen nog even wat verder, naar Kasteel Vorden, het officiële halverwegepunt van het Pieterpad, hoewel het duidelijk niet echt in het midden ligt. Hier vieren we dat we het eerste Pieterpadboekje uit hebben en weg kunnen gooien / als mooie herinnering kunnen bewaren. Dan stappen we op de veel te dure Syntustrein en gaan langzaam (want werkzaamheden) terug naar Amsterdam.

 

‘Berg’ op, ‘berg’ af

Tijd nu voor een tussendoortje. Omdat het Pinksterweekend blijkt te zijn, kunnen we geen overnachtingsplek in de buurt regelen. We besluiten op één dag heen en weer te gaan en nemen aan het einde van de ochtend de trein naar Ommen. Met de nodige omwegen dankzij de ‘geplande werkzaamheden’ komen we daar dan aan het begin van de middag aan. Meteen worden we in het diepe gegooid, want bijna meteen na ons vertrek uit Ommen komen we aan bij de eerste berg: de Besthmenerberg! Met zijn 33 meter hoogte is het letterlijk het hoogtepunt van het Pieterpad tot nu toe. Op de top van de berg staat een uitzichttoren dat de hoogte direct verdubbelt. Teun beklimt deze nog dapper maar Annette moet naar adem happen en blijft beneden achter. We zien de volgende top alweer opdoemen in de verte, hij raakt de wolken en we raken enigszins overweldigd.

Na de afdaling en een broodje pindakaas voelen we ons weer sterk genoeg voor de volgende klim. Het is de Archemerberg, die met (ruim!) 75 meter een belangrijk meetpunt voor de Rijks Driehoeksmeting vormt. Tijdens de klim zien we wat unieke vegetatie, zoals de alleen-op-deze-hoogte-levensvatbare jeneverbes die nergens anders in Nederland te vinden is. Op de top aangekomen suist de gure wind langs ons heen. We zijn de boomgrens allang gepasseerd en zien alleen kale vlaktes en een paar overlevers voor ons uit.

Tijdens de afdaling passeren we de ‘Dikke Steen’, wat vroeger de marken Lemele en Archem scheidde. De afdaling leidt ons langs een andere top, de Lemelerberg, waar we een WO2-monument vinden dat herinnert aan Kamp Erica, vroeger beter bekend als Kamp Erika, waar Hubertus Bikker, ‘De Beul van Ommen’, de scepter zwaaide en honderden mensen de dood in jaagde.

Na een stukje door open land begint het hard te regenen. We schuilen in de kantine van kampeerterrein ‘De Eelerberg’ en genieten van een warme choco+slagroom (in juni). Dan klaart het op en als we de zon weer zien beginnen we aan de laatste klim van de dag: de Eelerberg (38m)! Op de top van deze berg vinden we tegenwoordig een rusthuis. Nadat we ook deze berg af zijn gedaald komen we op onze aanvliegroute naar het avontuurlijke Hellendoorn, waar we niet veel van zien omdat bij de grens van de bebouwde kom onze vrienden Marieke en Willem-Jan klaarstaan met de auto. ‘s Avonds eten we pizza in, het moet gezegd worden, de beste pizzeria van het oosten van het land, il Campanile in Markelo (Markelo, geboorteplaats van Johan Nijenhuis!).

Allemebanië!

We zijn dus een week naar Albanië gegaan, tegen advies van IEDEREEN in. Waarom dan toch, vraag je je misschien af? We zijn eerlijk: de voornaamste reden is dat de Lonely Planet dit land in hun Best in Travel 2011 (http://www.amazon.co.uk/dp/1742200907) op de eerste plek heeft geplaatst. Je moet een beetje gestuurde willekeur in je leven hebben toch? Gaan we dit volgend jaar weer doen? Lees snel verder…!

Wanneer we bij de gate in Rome aankomen, worden we in een busje vervoerd naar het vliegtuig. Meteen al voelen we de Albanese sfeer. We zitten in een vliegtuig met een gezellige groep Albanezen die elkaar allemaal lijken te kennen. In Tirana aangekomen worden we door een vriendelijke marechaussiere begroet met een ‘Welcome to Albania!’. De tassen liggen er al en we worden opgehaald door een vriendelijke meneer van het Hotel AirporTirana! Hoewel alles in het hotel al dicht is hebben we nog dorst en de mannen doen speciaal voor ons nog even de bar open. We genieten van onze ijsthee op het balkonnetje met uitzicht op de luchthaven waar nu niet meer gevlogen wordt en vallen dan in slaap.
De volgende dag krijgen we een heerlijk ontbijt buiten op het terras in de zon, met een vers eitje en worden vervolgens door een jongen van het hotel met een busje naar De Bus gebracht. In Tirana aangekomen vinden we ons hotel vrij snel. We maken een wandeling door de stad en zien de hoogtepunten: het Sheshi Skenderbey, de grote moskee, de piramide van de dochter van Hoxha en het Bllok, wat twintig jaar geleden nog ontoegankelijk gebied was. We bezoeken het nationaal museum dat een paar millennia geschiedenis bestrijkt. We lunchen en eindigen onze wandeling in de Sky Bar, die in een uur 360 graden draait.

De stad lijkt eigenlijk best op een willekeurige andere zuid-Europese stad. Er is leven, er zijn wat oude gebouwen, groen, veel getoeter van auto’s. Het is niet heel zichtbaar dat deze stad zo kort geleden hoofdstad was van een paranoide dictatuur. Voor het eten doen we nog even een koffie waarbij de ober ons de juiste uitspraak van een aantal belangrijke Albanese woorden probeert bij te brengen. We eten bij een Turk en als we daar weglopen horen we het geroep van een hoge minaret; hey, het was ons nog helemaal niet opgevallen dat hier moslims zijn! Zonder gekheid – er wordt misschien opgeroepen tot het avondgebed, maar we hebben de hele dag nog geen hoofddoek gezien. Later blijkt dat men in Albanie voornamelijk de ‘Bektashi’ aanhangt, een vorm van de islam die een beetje vergelijkbaar is met het Nederlandse christendom; ‘ja ja leuk allemaal met dat geloof, maar je verwacht natuurlijk niet dat we er echt gekke dingen om gaan doen!’
We staan vroeg op omdat we naar Pogradec willen. Daar gaan geen treinen naartoe, we moeten met een andere vorm van openbaar vervoer: de ‘furgon’. Dit behelst ongeveer het volgende. Je gaat naar een geheim plekje in de stad (wil je weten waar? Even rondvragen). Daar komen mensen op je af die vragen of je naar Pogradec wilt. Je bevestigt dit en dan word je meegeleid naar hun minibus waar nog een paar andere mensen inzitten. Als het busje vol zit vertrekt hij. Dit gebeurde dus ook en een mooie rit over bochtige bergweggetjes, vier uur later komen we aan in Pogradec, een stadje aan de rand van het Ohrid meer aan de grens, met uitzicht op FYROM. We zoeken een hotelletje en zijn blij verrast met de man + houten poot die ons een ‘room with a view’ en jacuzzi geeft. ‘s Avonds zijn we wat minder tevreden over de vis die we voorgeschoteld krijgen, maar goed, een gegeven beschermde vis kun je niet in de bek kijken!

De volgende dag vertrekken we weer per furgon naar Korça. Deze stad ligt niet zo ver van Pogradec vandaan en we zijn er binnen twee uur. Ook deze stad ligt niet echt op de toeristische route, voor zover zoiets bestaat in Albanië; zelfs in ons hotel wordt geen woord over de grens gesproken en moeten we ons weer van ‘one word sentences’ bedienen om een kamer te regelen. Na een rondje door het stadje en de schitterende nieuwbakken roze kathedraal gezien te hebben besluiten we uitgebreid te gaan lunchen. De stad heeft ook een klassieke oude bazaar, waar je kunt verdwalen in straatjes en op zoek kunt naar dingen als tweedehands schroefjes, van een vrachtwagen gevallen sokken en ondergoed van discutabele afkomst. ‘s Avonds eten we in een romantische kelder waar we, zoals te doen gebruikelijk in dit land, heerlijk eten voor een schappelijke prijs krijgen.

Hotels Met de Lonely Planet en de Thomas Cook reisgids in de hand identificeren we in de bus naar een bepaalde stad altijd een paar hotels waar we wel zouden willen gaan logeren. We hebben, omdat het voor ons gevoel toch nog Europa is en alles hier wel goed moet komen, niets vantevoren geboekt, behalve het hotel op het vliegveld. Deze strategie blijkt prima uit te pakken. We betalen spotgoedkope prijzen voor mooie hotelkamers die geeneens tl-verlichting hebben. Als we kunnen kiezen tussen de standaardkamer van € 21 en de suite van € 28 is het ook vrij snel bekeken. Echt onderhandelen hebben we geen enkele keer gedaan.

Het is vijf uur ‘s ochtends en de wekker gaat. Tring, tring. Hij is niet verkeerd ingesteld, het plan is echt om zo vroeg op te staan. Waarom? Omdat we naar de volgende stad willen natuurlijk! Er gaat één keer per dag, om zes uur ‘s ochtends, een gammele bus van Korça naar Gjirokaster, recht door de bergen. Over het stukje van 200 kilometer doen we zes uur. De rit voert langs de grens met Griekenland is erg mooi en we genieten van het uitzicht. Met de lunch arriveren we in Gjirokaster, of toch niet helemaal; Gjirokaster, een oude citadel, ligt bovenop een berg en we worden beneden langs de ‘snelweg’ afgezet. We proberen eerst onze weg naar boven te banen maar besluiten daarna toch dat het wat handiger is om een taxi te nemen, die eerst weer helemaal naar beneden rijdt en vervolgens een andere berg op rijdt (zucht). Ons hotel heeft een schitterend uitzicht over deze stad, die onze eerste UNESCO WORLD HERITAGE SITE van Albanië is. Dit omdat het een stad is waar de flegmatieke dictator Enver Hoxha geboren is. Hij heeft het tijdens de revolutie niet compleet afgebroken (in tegenstelling tot bijna elke andere stad) en we kunnen nog steeds de eeuwenoude Ottomaanse huisjes zien. Vanaf het grote kasteel, gevuld met tanks, artillerie en een neergestort Amerikaans vliegtuig, is er een heel mooi zicht naar beneden.

Bunkertjes Jaa, die bunkers dus. Wat doe je als paranoide dictator? Je bent overal bang voor de vijand. En dus laat je niet minder dan 700.000 bunkertjes bouwen, in alle hoeken en gaten van je land. 700.000. Serieus, en dat voor een bevolking van destijds nog geen drie miljoen mensen. Als je in je eigen omgeving ook bunkers kent, begrijp je dat die dingen best moeilijk te verwijderen zijn. Twintig jaar na de val van het communisme vinden we de bunkers dus nog steeds overal in het land. Soms zie je ze even niet, dan weer tien bij elkaar. Bij rivieren. Bij steden. In je achtertuin. Ideaal om een B&B in te beginnen!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De volgende dag kunnen we een beetje uitslapen voordat we naar Saranda vertrekken. Saranda is een badplaats. Wie ons een beetje kent kan zich afvragen wat we daar dan gingen doen, maar wees gerust, er was een doel, namelijk de volgende UNESCO WORLD HERITAGE SITE, de ruïnes van Butrint, een soort Pompeii maar dan in Albanie. Butrint moest nog even wachten, want de vriendelijke dame van de lokale VVV vertelde ons dat er nog wel een bus heen ging, maar dat er best een kans was dat de bus niet meer terug ging omdat de chauffeur misschien zou vinden dat er genoeg gewerkt was. Dus dan maar flaneren over de boulevard, drankjes drinken met uitzicht op zee (en Corfu) en ‘s avonds een lekker visje verorberen.

We vertrekken met de eerste bus die op een gezond tijdstip gaat naar Butrint om deze ruïnes met een bezoek te vereren. We treffen in Butrint alleen een paar archeologen aan die al  vroeg zijn begonnen. We hebben de site voor onszelf. Wie in Pompeii is geweest zal een hoop herkennen: kijk daar, de stadsmuur! Kijk daar, het amfitheater! En hey, het badhuis! En hier ook nog eens een kathedraal (van een millenium later). Mooi hoor! Als we weer vertrekken arriveren net de busladingen vol met Albanese middelbare-scholieren voor wie deze nationale trots natuurlijk een verplicht uitje is, of in ieder geval, zo kijken ze. We doen nog een rondje frisse buitenlucht voordat we de bus terug naar Sarande pakken, en dan gaan we meteen door naar Berat, de laatste culturele hotspot van het land!

Mercedessen en andere gestolen auto’s Opvallend aan niet-toeristisch Albanië is de enorme hoeveelheid buitenlandse auto’s. Je vindt er Duitse, Franse, Britse auto’s bij de vleet, zonder dat je de bijbehorende Duitsers, Fransen en Britten tegenkomt. Opvallend is verder dat ongeveer één op de drie auto’s die je op straat ziet rijden een witte Mercedes is. Ben je je auto kwijt? Doe eens een weekendje Tirana!

Berat is ook meteen het meest overduidelijk toeristisch (i.e.: we ontdekken hier een Nederlander). Bij aankomst hebben we een ‘toeristenervaring’ (verschillende mensen die je willen ‘helpen’ en naar hun hotel willen brengen). En wie schetst onze verbazing als het hotel van onze eerste keus ons niet eens twee nachtjes onderdak kan brengen! We slapen twee nachten in Berat, dus in twee verschillende hotels. Berat is een schilderachtig stadje dat tegen de steile wand van een berg is opgebouwd. Bovenop de berg treffen we een unicum: een middeleeuwse citadel die nog steeds bewoond wordt door een groepje mensen die het blijkbaar nuttig vindt om elke dag een kilometer omhoog te klimmen (nb: je kunt er ook met de auto komen).

Dan gaan we alweer terug naar Tirana voor de laatste paar dagen van ons Albanese avontuur. Bij aankomst in de hoofdstad zoeken we een goedkoop hotelletje; door ons verblijf in de nog-minder-toeristische delen van het land zijn we wat verziekt voor wat betreft de prijzen en wensen we dus zeker niet meer dan 30 euro voor een hotelkamer te betalen. We vertrekken daarna meteen naar de Dajti Express, een kabelbaan met een lengte van 4600 meter die ons 900 meter hoger brengt. Het zicht vanaf de Dajti is schitterend,  en dat de stroom uitvalt door een blikseminslag doet daar niets aan af (maar doet ons wel even wachten om die kabelbaan weer in te stappen voor de terugweg). We besluiten rond vieren maar eens te gaan lunchen. Dan gaan we weer terug naar Tirana en genieten weer van het prachtige uitzicht.

De laatste dag gaan we toch maar wel naar een goed hotel en maken we een excursie naar Kruja. Kruja is een vesting tegen de berg op. Twee helden worden hier vereerd. Als eerste Skenderbeg – dé nationale held van Albanië, van het kaliber Michiel de Ruyter, Willem van Oranje, Piet Hein, Johan Cruijff. Skenderbeg heeft de opmars van het Ottomaanse rijk zeshonderd jaar geleden tegengehouden door Kruja dapper te verdedigen; als je de Albanezen gelooft is hij eigenlijk de enige reden dat we nu niet allemaal Turks met elkaar spreken in Europa. De tweede held is George W. Bush, omdat die hier een keer 8 uur lang geweest is en de normale MO voor Amerikaanse presidenten is om Albanië ongeveer evenveel aandacht te geven als de fuchsia’s in de tuin van het Witte Huis. Maar George niet dus, George was hier en dat zullen we weten ook, want de hoofdstraat én de belangrijkste snackbar van het dorp zijn direct naar hem vernoemd. (In Tirana zelf heeft de beste man trouwens ook een boulevard gekregen. Beelden van deze historische ontvangst, die meer wegheeft van een congres van de Republikeinen anno 2003, hier: http://www.youtube.com/watch?v=PKDdF6vfjoo)
Kruje zelf heeft een paar leuke musea en een mooi uitzicht vanuit het kasteeltje bovenop de berg; en veel, heel heel veel souvenirwinkeltjes waar we wat in konden slaan.

‘s Avonds gaan we, naar goed gebruik, naar het beste restaurant van de stad, bovenop het beste hotel van de stad, en eten en drinken daar voor € 11 per persoon. De lëke zijn nog niet op dus we sluiten de vakantie weer af met een cocktail in de Skybar. Dronken maar voldaan vallen we in slaap. Gaan we volgend jaar weer de Lonely Planet blind volgen, ook al moeten we ervoor naar een tropisch eiland? Reken maar van yes!

Kanalen en boswachterijen

Het is Pasen. We maken er een lang weekend van en de weersverwachting is weer uitstekend. Nu alleen de helse tocht naar het startpunt in Sleen doorstaan [met het openbaar vervoer ja!]. Aangekomen in Sleen besluiten we eerst uitgebreid te gaan lunchen. Snel na vertrek uit Sleen komen we een paar vrienden uit Zuid-Amerika tegen: een alpacaboerderij! Wat die beesten in ons klimaat te doen hebben weten we niet, maar het is toch leuk om te zien. We waren al gewaarschuwd voor de etappe naar Coevorden en inderdaad. Een groot deel van de dag lopen we over geasfalteerde wegen, kilometers lang langs hetzelfde kanaal, en dorpen met illustere namen als Holsloot en Den Hool. Een enkel brinkdorp (we zijn inmiddels fan) brengt een mooie uitzondering. Uiteindelijk doemt Coevorden grijs en grauw op, en we lopen de stad binnen langs het Stieltjeskanaal waar maar geen einde aan lijkt te komen. We overnachten in het Best Western van Coevorden en eten in een gezellig eetcafétje waar de eigenaren verrukt opkijken om op zaterdagavond gasten te mogen ontvangen. We kletsen wat af en gaan na een goed glas ganzenbitter naar bed.


Meteen als we Coevorden verlaten wordt het mooi. We lopen de stad uit door een bescheiden natuurgebiedje met plotseling een monument, de ‘Poort van Drenthe’, eigenlijk een door moderne mensen gemaakt hunebed.

De tocht vervolgt door een mooi akkerland. We lopen over weilanden en langs slootjes de provincie Drenthe uit. Het dorpje Gramsbergen wordt onze lunchplek. Ook hier zien we een klein Pieterpadmonumentje. We lopen langs klassieke boerderijtjes in een door paardenbloemen wel erg romantische omgeving. Vlak voordat we in Hardenberg zijn, mogen we nog een stukje door het Engelandse Bos lopen; de zon schijnt fel en zonnebrandcreme hebben we uiteraard niet bij ons. Langs de Vecht lopen we Hardenberg binnen.

In Hardenberg slapen we in een soort werkverschaffingsproject voor mensen met een ‘arbeidshandicap’. Omdat het Pasen is krijgen we de sleutel en moeten we die de volgende dag maar op een afgesproken plekje leggen. We hebben die avond een tafeltje in sterrestaurant ‘De Bokkepruik’ (www.bokkepruik.nl). De eerste paar gangen zitten we buiten op het fraaie terras, daarna verplaatsen we naar binnen. Wat een heerlijke avond!
Via een paar mooie brinkdorpen, Boswachterij Hardenberg en Boswachterij Ommen komen we dan aan in Ommen. Tijd om weer naar huis te gaan!

« Older posts

© 2024 Teun en Annette

Theme by Anders NorenUp ↑